Samenwerking tussen de “Haachtse KOL” een tekenatelier voor volwassenen en Haachts Dichterscollectief.
Gedichten en beelden kunnen elkaar heel mooi versterken.
Samen vormen ze zo een unieke combinatie.
De poëtische beeldentaal van de een inspireerde de ander tot een beeldenrijk gedicht.
Wat zie en lees ik eigenlijk? Bij beeld noch tekst ligt de betekenis zomaar voor het oprapen.
Elke Doms :De tekening deed meteen denken aan het dagelijkse badje toen mijn kinderen klein waren.
Het beeld van een jong kind dat een verloren badeentje aangereikt krijgt,
was sterk. De licht verontwaardigde blik van de badeend (op de grond beland?) bevestigt dit.
De tekening smeekte zo om een speels gedicht, dat vorm kreeg met basic rijm, een kinderlijk metrum en enkele neologismen.
Zo zou het zijn
nog eenmaal ad fundum
de nacht in gaan
met pruik of opgestoken haar,
heupwiegend in een killerjurk
en kniehoge laarzen,
oog in oog, de huid weerloos
traag, de schouders haast
nee, nog even,
kijk, hoe het eerste zonlicht
als een scheermes over de heuvel gaat
voor jij en ik, hier, in deze kamer,
naadloos ingebed tussen verte en horizon,
woorden als confetti uitstrooien
over bed, stoel en leegte,
onze handen, loodwit,
naar elkaar opgeheven,
weet je nog, hoe we dachten
dat stilte, altijd buiten adem,
tegelijk spreken en zwijgen kon.
© Gerda De Preter
Kwijt
Mezelf kwijt,
waar ben ik toch?
Net was ik
er nog.
Jou nodig,
nu meteen.
En dat je schatert:
ik zag je toch.
En ik zal
opgelucht zijn.
Op-gelicht
uit het donker.
Mezelf
-God weet-
weer
op handen dragen.
Mezelf
-God weet-
weer
zijn.